Dominant en recessief

Hier gebruik ik het klassieke voorbeeld voor erfelijkheid in grasparkieten: het blauwe gen bl. Er bestaan ten minste vier verschillende allelen (vormen) van dit gen. In dit voorbeeld beperken we ons tot de twee meest voorkomende:

  • het wild type allel: bl+ (de superscript '+' duid steeds op het wild allele)
  • het gemuteerde 'blauwe' allele: bl

Vermist genen en paren komen zijn er drie mogelijke combinaties:
bl+
---: normaal, lichtgroen
bl+
bl+   bl 
--- = ---: normaal/blauw (normaal split blauw), lichtgroen/blauw
bl    bl+
bl 
---: blue, skyblue
bl 

Een lichtgroene/blauw vogel ziet er hetzelfde uit als een normale lichtgroene. Het bl+ allel is dominant over het bl allel. Aanloog kan je zeggen dat het bl allel recessief is ten opzichte van het bl+ allel. Een ressesief allel moet twee maal voorkomen om zichtbaar te worden. Deze vorm van dominantie wordt complete dominantie genoemd. Er zijn nog twee soorten dominantie: partiële domninantie en co-dominantie:

  • Het spangle gen is een voorbeeld van partiële dominantie (of incomplete dominatie): het heterozygoot phenotype is een soort mengeling van van het dominante en het recessieve phenotype.
  • Een voorbeeld van co-dominantie is het gen dat de menselijke bloedgroep bepaalt:
    Allel combinatie Bloedgroep
    A A A
    B B B
    A B AB
    De heterozygoot heeft de eigenschappen van beide allelen. (Opmerking: de menselijke bloedgroep wordt niet enkel bepaald door de allelen A en B maar ook door O).

De volgende mutaties zijn dominant tegenover de wildvorm:

  • Cl Aisley clearbody
  • Cr Gekuifd [niet 100% mooi dominant en niet alle kuif dieren zijn levensvatbaar]
  • D Donkerfaktor [pariële dominantie]
     D+/D+ = lichtgroen
     D/D+ = donkergroen
     D/D = olijfgroen
  • Pd (Australisch) bont [dubbelfaktorigen hebben minder tekening dan enkelfaktorigen]
  • Pi (Hollands) bont [dubbelfaktorigen hebben minder tekening dan enkelfaktorigen]
  • Sp Spangle [enkelfaktorigen hebben de typische spangle tekening, dubbelfaktorigen zijn helemaal geel zonder tekening]
  • V Violet [hier valt veel over te vertellen]

De volgende mutaties zijn recessief tegenover de wildvorm. Sommige zijn mutaties van hetzelfde gen en worden in volgorde van dominantie gezet:

  • abz > a brons fallow > autosomaal recessief ino
  • b bruinvleugel (sepia)
  • bf zwartmasker (blackface)
  • bl blauw [er zijn verschillende vormen van dit gen die resulteren in verschillende vormen van blauw of geelmasker]
     blaq Australisch geelmasker (aqua)
  •  bltq geelmasker mutatie II (turqoise)
     bl1 eerste blauw allel
     bl2 tweede blauw allel - geeft ook een blauwe vogel maar een kombinatie van 1 en 2 geeft een geelmasker type I (geel masker, blauw lichaam)
  • cgw > ccw > c grijsvleugel > blankvleugel (geelvleugel/witvleugel) > overgoten [cgw/ccw volkleur grijsvleugel]
  • fd faded
  • ag Australisch recessief grijs
  • g (Engels) recessief grijs
  • pl Schotse fallow
  • pf Engelse fallow
  • s (Deens) recessief bont
  • sa Saddleback